IV. Moderne sagen

Na de traditionele sagen zijn de moderne sagen gekomen. Het moderne leven heeft zijn eigen sagen voortgebracht, onder andere doordat de angst voor de duivel heeft plaatsgemaakt voor andere bedreigingen zoals het aids-virus en orgaan-diefstal. Met verhalen over deze laatste onderwerpen betreden we het domein van de moderne sage of stadssage, die in zeker opzicht toch voortzettingen zijn van de traditionele sagen. Onderzoekers hebben overigens de grootste moeite om de moderne sagen te vangen onder een adequate term. In het Engels zijn benamingen voorgesteld als: 'belief legend', 'adolescent legend', 'modern legend', 'contemporary legend', 'migratory legend', 'urban legend' en 'foaftale' (foaf = friend of a friend).

De moderne sage is doorgaans een sterk verhaal. De verteller heeft het gehoord van 'een vriend van een vriend' en bezweert meestal dat het waar gebeurd is. Het verhaal kan soms ook een kern van waarheid bevatten - ongeveer één op de tien moderne sagen zijn (min of meer) waar. Maar in de meeste gevallen zijn de gebeurtenissen de bewuste 'vriend van een vriend' toch niet echt overkomen. De verhalen kunnen een hoge omloopsnelheid en een brede verspreiding hebben: de 'ware' gebeurtenis zou zich verspreid over het hele land hebben voorgedaan. Om een voorbeeld te geven: als we de vertellers mogen geloven, dan is er in talloze shaorma-zaken sperma in de knoflooksaus aangetroffen. Het is gebeurd in Arnhem, Leiden, Delft, Den Haag, Utrecht, Rotterdam, Enschede en Amsterdam. Dit is dan nog een tamelijk willekeurig rijtje steden, uit verhalen die toevallig in de Volksverhalenbank van het Meertens Instituut terecht zijn gekomen. Volgens de verhalen zijn nogal wat mensen ziek geworden, en zijn hun magen in het ziekenhuis leeggepompt.

Moderne sagen confronteren de luisteraar met de gruwelen, angsten, vooroordelen, fobieën, frustraties, irritaties en wensdromen van het moderne leven. Verhalen stellen vertellers in staat om op een narratieve manier uit te spreken wat rechtstreeks niet altijd mogelijk of politiek correct is. In het geval van het knoflooksaus-verhaal wordt de verdenking verwoord dat het er in etnische eettenten niet altijd even fris aan toegaat, en dat de islamitische eigenaars er curieuze methoden op nahouden om hun minachting voor de Nederlandse cliëntèle tot uitdrukking te brengen (in verhalen uit Amerika wordt er overigens door het personeel van fastfood-restaurants in de mayonnaise gemasturbeerd uit onvrede met de werkomstandigheden en de karige beloning). Moderne sagen gaan behalve over besmet voedsel, aids en orgaanroof ook over bizarre ongelukken, stralingsgevaar, inbraak, pijnlijke misverstanden, complotten, drugscriminaliteit, computer-virussen en lustmoord. Ook een waar verhaal (bijv. een bizar doch verifieerbaar verhaal dat door de media wordt verspreid) kan als volksverhaal een eigen leven gaan leiden en (soms met aanpassingen in de plot) uitgroeien tot een moderne sage. Veel van de moderne sagen vinden hun oorsprong in de Verenigde Staten, maar weten via de moderne transportmiddelen en media spoedig ook Europa en de rest van de wereld te bereiken. Net als de meeste andere volksverhalen, vormen de moderne sagen internationale vertelstof. De moderne sage wordt geacht vooral te circuleren in stedelijke gebieden onder jongere, hoger opgeleide vertellers - vandaar een begrip als 'stadssage' of 'urban legend'. Nader onderzoek heeft evenwel uitgewezen dat nogal wat 'stadssagen' gewoon een 'ruraal' verleden hebben, en dat de moderne sagen evengoed buiten de grote steden bekend zijn en verteld worden - ook door ouderen.

In de Verenigde Staten is niettemin het begrip 'urban legend' het meest ingeburgerd geraakt, mede door de succesvolle publicaties van de volkskundige Jan Harold Brunvand. In Nederland wordt de moderne sage in de volksmond meest een sterk verhaal of een Broodje Aap-verhaal genoemd, dit laatste naar het boekje Broodje Aap van Ethel Portnoy. Afgezien van minder adequate benamingen als 'pseudo-anecdote' en 'asfaltsprookje', lijken in het Nederlands begrippen als 'stadssage' en 'moderne sage' nog het best bruikbaar. In Nederland zijn moderne sagen verzameld en gepubliceerd door Ethel Portnoy en Peter Burger.

Net zoals er typencatalogi gemaakt zijn voor sprookjes en sagen, zo heeft Jan Harold Brunvand een eerste poging ondernomen om de moderne sagen te classificeren in A type-index of urban legends. Hij onderscheidt categorieën sagen over auto's, dieren, horror, ongelukken, seks en schandalen, misdaad, zakenleven, overheid, beroemdheden en universiteit. Het knoflooksaus-verhaal kan bijvoorbeeld gecatalogiseerd worden als BRUN 05515, Masturbating into Food. De hoeveelheid internationale moderne sagen blijft alleen maar aanwassen. Hierna worden ook enkele verhalen afgedrukt, die nog niet tot de internationale canon gerekend kunnen worden. Sommige verhalen hieruit hebben aan het Meertens Instituut een voorlopig typenummer toegewezen gekregen, indien er sprake is van een aantoonbare traditie (zie Bronnen en Aantekeningen achterin: TM 6003, Beschermengel biedt bijstand; TM 6011, De fiets bij het vuilnis; TM 4701, God spreekt Nederlands; TM 6014, Deux Chevaux-lore; en TM 6036, De gestolen creditcard).

De hier gepubliceerde moderne sagen stammen zonder uitzondering uit de jaren '90 van deze eeuw. Enerzijds omdat de wat 'oudere' moderne sagen al meermalen gepubliceerd zijn in andere bundeltjes, anderzijds omdat er in de jaren '90 vanuit het Meertens Instituut weer actief verzameld is. Een aantal moderne sagen is afkomstig uit de Volkskundevragenlijst van 1991, waarin naar sterke verhalen werd gevraagd. Andere moderne sagen zijn uit de krant afkomstig, of via het World Wide Web tot ons gekomen. Maar een niet onaanzienlijk deel van de moderne sagen is door medewerkers van het Meertens Instituut uit de mond van vertellers opgetekend.

De moderne media spelen geen geringe rol in de verspreiding van hedendaags sagenmateriaal, zoals in 1994, toen het bericht de wereld overging van een kunstgebit dat teruggevonden was in een kabeljauw. Meneer Cor Stoop uit Heerhugowaard was tijdens een vistochtje zeeziek geworden en had zijn bovengebit over de reling gebraakt. Drie maanden later ving meneer Hugo Slamat uit Amsterdam een kabeljauw, en bij het schoonmaken trof hij in de maag een kunstgebit aan. Stoop vervoegde zich samen met een journalist bij Slamat, paste het gebit en... het zat als gegoten. Het verhaal vertoont onmiskenbaar overeenkomsten met het Vrouwtje van Stavoren, dat haar in de Zuiderzee geworpen ring terugvond in een vis. Later bleek er sprake te zijn van een practical joke door twee taxichauffeurs, die een gebit in de gevangen kabeljauw van Slamat hadden gestopt, geïnspireerd door weer een andere moderne sage over een opgevist kunstgebit (zie hierna: Dagje vissen) - maar dit werd niet breed uitgemeten in de media.

Dit laatste verhaal behandelt een wat vrolijker materie dan de meeste moderne sagen, die tamelijk pessimistisch van toon zijn, en de luisteraars streetwise maken voor de gevaren die van alle kanten op hen loeren in het moderne leven. Angsten en vooroordelen worden in moderne sagen verwoord, bedoeld om te griezelen en te waarschuwen. Niettemin wordt er om de sagen ook gelachen, al was het maar uit leedvermaak, of om de lugubere grofheid van de verhaalde ellende. Soms is de grens tussen een moderne sage en een mop bijzonder vaag (zie bijvoorbeeld De man die van witte bonen hield). Het hangt van de intentie van de verteller af, tot welk genre een verhaal behoort: presenteert hij de vertelling als waargebeurd of als grap?

Er is wel eens een vergelijking getrokken tussen een moderne sage en een virus. Een sage zou opgevat kunnen worden als een mind virus, een breinvirus. Om zich voort te planten, moet de sage overgebracht worden van het ene menselijke brein naar het andere. Een sage parasiteert op de mens om zijn genen te kunnen doorgeven. Een succesvolle sage heeft de beste kans om te overleven ("Dat is een goed verhaal, dat moet ik aan iemand doorvertellen"). Analoog aan epidemieën kunnen we als het ware golfbewegingen in de verspreiding van sagen onderkennen. De sage als breinvirus blijkt bovendien in staat om te muteren - soms is een succesvolle mutatie noodzakelijk om levensvatbaar te blijven. Zoals zich bij infecties anti-lichamen ontwikkelen, zo kunnen er ook anti-sagen ontstaan die de ‘originele’ sagen op de korrel nemen en soms onschadelijk maken. Helaas blijft de vergelijking met een breinvirus steken in een analogie, en is de overeenkomst niet reëel. Sagen zijn menselijke voortbrengselen, en geen losse entiteiten. Een sage heeft een boodschap, een virus niet. Een sage heeft niet werkelijk een ingebouwde drang tot overleven. Tot slot mag men zich afvragen of sagen de gezondheid kunnen bedreigen...

 

64. Burengerucht (1995)

Een echtpaar hoort 's avonds bij de benedenburen nogal wat herrie. Naar het geluid te oordelen bedrijven ze hartstochtelijk de liefde. Het duurt nogal lang en het wordt steeds lawaaiiger. Het echtpaar begint met bezemstelen op de grond te bonzen, maar de herrie houdt niet op. Ook beneden op de voordeur bonzen helpt niet. Na een tijdje begint het kabaal het echtpaar toch wel de keel uit te hangen en de politie wordt gebeld. De politie constateert dat er inderdaad sprake is van burengerucht, maar ook na herhaaldelijk aanbellen en kloppen wordt er niet opengedaan. Uiteindelijk besluiten de agenten om toch maar de deur te forceren. Pas als de agenten de slaapkamer komen binnenlopen, kijkt het vrijende paar verschrikt op. Dan zien de agenten op elk nachtkastje een gehoorapparaatje liggen.

 

65. Aangeslagen (1991)

Mijn vader vertelde onder andere dat een gezeten burger in 't dorp nog voor meester in de rechten gestudeerd had maar de studie niet afgemaakt had. Dit was een eigenaardig man en de wildste verhalen doen nog de ronde. Eén sprak mij bijzonder aan. Deze man moest voor de rechter verschijnen omdat hij iemand een mep tegen het hoofd had gegeven. Hij werd hiervoor beboet, en hij vroeg de rechter of dit altijd zoveel kostte.

"Inderdaad," zei deze.

Toen sprak hij de onvergeetlijke woorden: "Dan betaal ik direkt maar voor twee keer" en gaf dezelfde persoon metéén in de rechtbank nog een mep.

 

66. De lifter (1991)

Het onderstaande verhaal heb ik gehoord van een kennis in Hilversum in november 1991.

De kennis reed in november op een rijksweg in de buurt van Laren (N-H). Een lifter die langs de weg stond, heeft hij uitgenodigd om plaats te nemen in zijn auto. Naast de kennis gezeten, begon de lifter een gesprek. De inhoud van het overigens korte gesprek is niet te betitelen als alledaags. Het was meer een monoloog waarin de lifter een appèl deed aan de kennis zich te bezinnen op wat meer spirituele waarden in het leven. Hierbij werd het aanstaande kerstfeest gememoreerd.

Heel plotseling was van een concreet waarneembaar mens niets meer waar te nemen. Volkomen onthutst zette mijn kennis zijn auto aan de kant van de weg. Politie-agenten die een verkeerscontrole uitoefenden maanden hem weer verder te rijden en vertelden hem een zelfde verhaal die middag vaker gehoord te hebben.

De streekkrant van Hilversum plaatste ook een berichtje in de krant waarin de 'vreemde' voorvallen waren vermeld.

 

67. Opa op drift (1991)

Opa mag met zijn zoon en z'n gezin op vakantie naar Italië. Met de caravan. Opa bezwijkt aan een hartaanval. Om een hoop problemen te omzeilen besluit het gezin meteen op te breken, het lijk in de caravan clandestien over de grenzen te brengen en het overlijden in eigen land plaats te laten vinden. Aan de Zwitserse grens blijkt dat de zoon z'n paspoort bij de campingbeheerder heeft laten liggen. Om tijd te winnen wordt de caravan zolang afgekoppeld en rijdt de auto haastig naar de camping. Bij terugkomst aan de grens blijkt de caravan (met lijk en al) te zijn gestolen. Nooit meer iets van gehoord...

 

68. Klein versus groot (1998)

Ik heb het verhaal gehoord van een Amsterdammer, een jaar of tien terug. Het gaat zo:

Langs de gracht is één parkeerplekje open. Aan de ene kant komt een 2CV’tje (een Deux Chevaux) aangereden en uit de andere richting komt een dikke Mercedes aan. Het 2CV’tje draait snel het parkeervakje in. De bestuurder stapt uit en zegt: "Voordeel van een kleine auto." De woedende Mercedes bestuurder ramde de 2CV zo de gracht in en riep: "Voordeel van een grote auto!"

 

69. Aan de ketting (1991)

Er gaat een disco uit. Een bende opgewonden, half- of heeldronken skinheads bedreigt de rustige bezoekers. Eén van hen weet nog net te ontsnappen aan een vent die hem met een ketting achterna zit. Het is kantje boord. Als hij zijn autoportier met een smak dichtgooit, blijft de ketting er tussengeklemd zitten. Vol gas spuit de bezoeker weg. Als hij thuis uitstapt, blijkt aan de ketting een afgerukte hand te zitten.

Bovenstaand verhaal is voor waar verteld. Steeds had men het gehoord van iemand die iemand kende die het gehoord had van iemand (soms met naam en toenaam) die er zelf bij was of iemand kende die er bij was of die de betroffenen kende.

 

70. Chinees eten (1998)

Een zeer reislustig echtpaar had ditmaal als bestemming China gekozen. Met hun hondje, dat gewend was overal met hen mee naar toe te reizen, zaten ze dan de eerste dag na aankomst in een keurig restaurant. De ober kwam en overhandigde hun de spijskaart, maar voordat zij hem raadpleegden wees de echtgenoot eerst op het hondje en toen in zijn geopende mond, ten teken dat het hondje ook wat te eten moest krijgen. De ober knikte begrijpend, vriendelijk glimlachend en nam het hondje mee naar achteren.

"Wat aardig" zei het echtpaar tegen elkaar. "Krijgt 'ie zeker in de keuken wat te eten."

Intussen hadden ze de menukaart bestudeerd en hoewel ze reeds geruime tijd hun keuze hadden bepaald, kwam de ober maar niet terug om hun bestelling op te nemen. Eindelijk, na ‘n hele tijd wachten, was hij daar met ‘n grote welgedekte schaal, richting tafeltje van echtpaar.

"Maar we hebben toch niets besteld?" vroegen ze zich verwonderd af.

Het deksel van de schaal werd opgetild. Echter, bij de aanblik van het gerecht slaakte de vrouw een ijselijke kreet en viel flauw. Midden tussen ‘n heerlijk geurend vleesgerecht prijkte het kopje van hun hondje!

 

71. Haan (1991)

Toen ik in de zestiger jaren enige tijd werkzaam was als administrateur van de Nederlands Hervormde-gemeente te Deventer deed over één der plaatselijke predikanten het volgende verhaal de ronde.

Toen de dominee in de wijk was komen wonen, hadden de buren al snel in de gaten, dat hij niet alleen in zijn beginjaren een plattelandsgemeente had gediend. Nee, hij moest zelfs wel van boerenafkomst zijn. Want midden in de lange pastorie-tuin werden enkele hoge struiken geplaatst en daarachter kwam een moestuin. Daarin stonden naast enkele rabarberplanten met hun grote bladeren ook bonestokken voor de snijbonen en verder boerenkool en spruitkoolplanten.

Maar dat was nog niet alles... Op een morgen werd de buurman wakker van iets wat hij totaal niet verwacht had, maar wat er wel degelijk was. Hij stootte zijn vrouw wakker en zij bevestigde met een slaperig hoofd zijn vermoeden... Er kraaide een haan!

Het was amper half zes en dan zo wakker te worden gemaakt.

"Wie doet nou zo iets?" vroeg de buurvrouw terwijl zij het gordijn iets opzij schoof om, tegen de eerste priemende zonnestralen in, in de achtertuinen de nachtbraker te ontdekken.

"Kom es kijken," klonk het meer gebiedend dan verzoekend.

"Ja, wie zou dat nou doen?" was buurmans korzelige antwoord en hij trok het kussen over zijn hoofd met de gesmoorde kreet: "Gdijijijijn diiii!"

Binnen een paar dagen was bij de winkelwagen van de melkman en ook op andere plaatsen het hanegekraai-met-zijn-gevolgen het gesprek van de dag.

Moest dan nou zo in deze toch nette straat?

Die dominee moest toch wel handig zijn. Ze hadden hem wel een middag lang horen timmeren. En buurtkinderen wisten te vertellen, dat dominee achter in de schuur een nachthokje had gemaakt, dat via een gat in de wand in verbinding stond met een kleine kippenren in de tuin.

In enkele weken was het ongenoegen over het vroege ontwaken zo toegenomen, dat uit de buurtbewoners een vrijwilliger werd aangewezen om aan de dominee te vragen zijn kippen-hobby in te ruilen voor een minder luidruchtige vrijetijds-besteding. Edoch, de rustbepleiter keerde onverrichter zake bij de slapelozen terug. De herder bleef niet alleen bij zijn schapen maar ook bij zijn kippen. Tot overmaat van ramp had de wakkere zieleherder verklaard, dat hij er zelf geen last van had, er zelfs gewoon doorheen sliep.

Men besloot naar rigoreuzere middelen te grijpen.

Kraaide de gevederde nachtwacht steeds om half zes?

En wekte hij dan niet zijn eigen baas?

Een aantal dagen achtereen rinkelde 's morgens om vijf uur de telefoon bij de stichtelijke pluimveehouder. En steeds klonk er die éne vraag: "Dominee, gaat over een half uur misschien uw haan weer kraaien?"

De telefoon-aktie had succes. Een week later was de ochtendrust hersteld. Haan, kippen en kippenren waren op een dag uit de pastorie-tuin verdwenen. De predikant was - voor hem niet ongebruikelijk - op de knieën. De buurt haalde verlicht adem. Maar deze haan had nog wel een staartje...

Want een week lang schrokken in zo'n zeven woningen rondom de pastorie 's morgens om half zes de bewoners wakker. Een opgewekte stem verkondigde door de telefoon steeds dezelfde blijde boodschap: "De haan is weg; U kunt verder rustig blijven slapen."

 

72. De bedorven bruiloft (1998)

In Gelderland, waar mijn vader geboren is, was een bruiloft die thuis werd gevierd. Er was gebak en iedereen nam ervan. Op een gegeven moment komt opa in de keuken, en ziet de kat van het gebak smullen. Hij jaagt de kat weg, en rommelt wat aan het gebak zodat je er niets meer van ziet, en besluit er niets van te vertellen.

Een uur later komt opa buiten en ziet de kat liggen. Dood.

Nee hè, het gebak was niet goed, denkt opa. Hij gaat weer naar binnen en moet nu de gasten vertellen wat er aan de hand is.

Grote paniek. Iedereen besluit om naar het ziekenhuis te gaan om de maag leeg te laten pompen. Zo gezegd, zo gedaan. Het feest was afgelopen.

‘s Avonds gaat de bel. De buurman komt binnen en vraagt: "Heb je de kat gevonden?"

"Ja, hoezo?", vraagt opa.

"Nou, ik heb hem aangereden, en ik zag dat hij dood was, maar ik denk: ik zeg het wel een andere keer, want hier was bruiloft."

 

73. Dagje vissen (1991)

Met een visboot de Oosterschelde of de Noordzee op is een toeristische attractie van de eerste orde. Veel Zeeuwen en niet-Zeeuwen bewaren aangename herinneringen aan zo'n dagje zee, wind en zon.

Onlangs had een personeelsvereniging een boot voor een dagje afgehuurd. Bij het ochtendkrieken had een groep mannen en vrouwen gewapend met hengels, aas en andere visattributen zich op de aanlegsteiger verzameld. Nu was het weer wel niet optimaal te noemen. Wel scheen de zon en was de temperatuur aangenaam, maar er stond een stevige bries.

Maar dat mocht de pret niet drukken! In opgewekte stemming ging men aan boord en men vertrok naar de visgronden.

Toch waaide het harder dan men aanvankelijk dacht. Buitengaats bleek er een complete storm te staan. Een aantal aspirantvissers kreeg het al spoedig te kwaad. De zeeziekte sloeg bij sommigen in alle hevigheid toe, vooral toen de juiste stek was bereikt en het schip voor anker ging. De mensen met zeebenen sloegen het aas aan de haak en begonnen te vissen. De vangsten bleken goed en door zo'n zeetje laat je je toch niet uit het veld slaan. De lieden met wat minder vaste zeebenen en onwillige magen ontdekten weldra dat je beter aan dek in de wind kon staan dan beneden in de benauwde, warme kajuit vertoeven. Daarom besloten sommigen in al hun ellende toch maar een hengeltje uit te werpen.

Maar toen gebeurde het! Bij het inhalen van de hengel moest een visser plotseling zelf de vissen voeren. En dat zou nog niet zo erg geweest zijn, ware het niet dat bij het omkeren van zijn maaginhoud zijn kunstgebit mee verdween in de golven.

Enkele medehengelaars hadden het zien gebeuren en bedachten gelijk een grap. Jolig geworden door wat alcoholische versnaperingen wisten ze één van hen, ook in het gelukkige bezit van een kunstgebit, zo gek te krijgen dat hij mee wou werken. Snel werd diens kunstgebit aan de vislijn geknoopt en te water gelaten.

Plotseling riepen ze: "Jan, nu heb je geluk! Je gebit zit bij Kees aan de lijn."

Ongelovig kwam de ongelukkige visser naderbij. En werkelijk: aan het vistuig van Kees bengelde een prothese.

"Ik zou maar es passen!" klonk het.

Jan propte het kunstgebit in z'n mond, rukte het er even snel weer uit en zei: "Dat past totaal niet, dat is niet van mij!" en smeet gelijk het opgeviste gebit over de reling.

's Avonds verlieten twee vissers met mummelmondjes de visboot. De rest lag in een deuk.

N.B. Dit verhaal hoorde ik enige tijd geleden aan de koffietafel op mijn vroegere school. De leerlingenvereniging gaat namelijk geregeld vissen en een begeleidend docent had dit verhaal voor 'waar' horen vertellen.

 

74. De man die van witte bonen hield (1994)

Een man is zijn hele leven al gek op witte bonen in tomatensaus, maar hij heeft één probleem: hij wordt er zo winderig van. Met zijn trouwen heeft hij zich voorgenomen om nooit meer witte bonen in tomatensaus te eten, want dat wil hij zijn vrouw niet aandoen. Vier jaar lang houdt hij het vol. Maar op een dag loopt hij langs een restaurant en ruikt: witte bonen in tomatensaus. Hij kan de verleiding niet weerstaan, gaat naar binnen en eet niet één, niet twee, maar drie borden witte bonen in tomatensaus. En dan begint het: pffrrt, pffrrt.

De man loopt naar huis; pffrrt, pffrrt. Voor hij aanbelt, perst hij er nog een flinke uit: pppfffffrrrrrt. Zijn vrouw doet open:

"Schat ik heb een verrassing voor je. Maar dan moet ik je wel even blinddoeken."

De man krijgt een blinddoek om en zijn vrouw zet hem aan de eetkamertafel neer.

"Niet spieken hoor," zegt zijn vrouw en loopt naar de keuken.

Snel laat de man nog eventjes een langgerekte wind: pppfffrrrt! En hij wappert met zijn jasje.

Zijn vrouw komt terug, en doet zijn blinddoek af. En wat denk je?...

Zitten d'r nog twaalf mensen aan tafel!

 

75. De drogist (1998)

Een meisje vraagt haar vriendje om vrijdagavond bij haar ouders te komen eten. Omdat dit een hele stap is kondigt het meisje bij haar vriendje aan dat ze daarna met hem uit wil gaan en dan voor het eerst met hem wil vrijen. De jongen is vreselijk blij maar is nog nooit met een meisje naar bed gegaan dus hij gaat naar de drogist om condooms te halen. De drogist is erg behulpzaam en een uur lang vertelt hij de jongen alles over sex en condooms. Bij de kassa vraagt de drogist of de jongen een pakje van drie, tien, of twintig wil. De jongen wil een pak van twintig, aangezien dit de eerste keer is en hij wel een tijdje bezig zal zijn. Die avond komt de jongen bij de ouders aan, en het meisje doet open. Ze is erg enthousiast en ze gaan meteen aan tafel. De jongen stelt gelijk voor te bidden en gaat met gebogen hoofd zitten. Na een minuut zit de jongen nog steeds met zijn hoofd gebogen te bidden. Na tien minuten nog steeds. Na twintig minuten met gebogen hoofd te hebben gezeten buigt het meisje naar hem toe en zegt: 'Ik heb nooit geweten dat je zo religieus was!'

De jongen antwoordt: 'Ik heb nooit geweten dat jouw vader drogist was!'

 

76. Sperma in de knoflooksaus (1996)

(Van één onzer verslaggevers)

UTRECHT– "Ik kan het niet genoeg benadrukken: het is een gerucht en meer niet," zegt A. Atteya, eigenaar van shoarma-grillroom de Piramiden op de Amsterdamsestraatweg, een beetje geïrriteerd. Hij reageert hiermee op een steeds vaker gehoord gerucht dat er in zijn knoflooksaus sperma zou zitten. Het is, zegt hij, een uit de duim gezogen praatje, dat een ware bedreiging zou kunnen gaan vormen voor zijn bedrijf. Een woordvoerder van de Keuringsdienst van Waren bevestigt dat het verhaal op leugens berust.

"Vraag mij niet wie dit verhaal de wereld in heeft geholpen, want dat weet ik niet", zegt Atteya. "Misschien wel één of andere concurrent. Het begon ongeveer een maand geleden allemaal nog onschuldig. In het begin kon ik er, net als mijn klanten, nog om lachen". Het gerucht begon vervolgens echter steeds grotere vormen aan te nemen en ging een eigen leven leiden.

"Het werd voor mij pas ernst toen een goede vriendin me vertelde dat ze gehoord had dat het bericht in de krant zou hebben gestaan. Een man van de Keuringsdienst van Waren zou, volgens dat bericht, echt sperma in mijn saus geconstateerd hebben. Vervolgens vroeg ze mij of het waar was. Ook zij begon te twijfelen. Ik was woedend. Vooral omdat deze dienst vijf of zes dagen van tevoren nog was komen controleren en toen niks gevonden had. Ik zou de winkel ook al verkocht hebben. Nou, ik zit hier nog steeds".

Het gerucht heeft de eigenaar van de shoarma-zaak nog geen schade berokkend. "Maar daar gaat het mij in eerste instantie niet om", zegt Atteya. "Het betreft natuurlijk ook de andere shoarma-zaken in Utrecht. Voor deze kan het natuurlijk ook gevolgen hebben, want er zijn altijd mensen die het geloven".

Ambtsgeheim

Volgens C. Egelmeers van de Keuringsdienst van Waren is het gerucht onzin. "Het is een of andere onsmakelijke grap, op niets gebaseerd. We weten dat het gerucht de ronde doet". Het bericht dat de informatie afkomstig zou zijn van een medewerker van zijn dienst, verwijst hij ook naar het rijk der fabelen: "Onze mensen hebben een ambtsgeheim", zegt hij.

De Keuringsdienst van Waren houdt regelmatig inspecties bij de diverse shoarma-zaken in Utrecht. "Hierbij controleren we alle etenswaren en instrumenten die bij de bewerking gebruikt worden. Als er dus bijvoorbeeld sperma in een saus zou zitten, zouden we het gevonden moeten hebben. Dit is dus niet het geval", zegt Egelmeers.

Ook de afdeling Bijzondere Wetten van de gemeentepolitie Utrecht, belast met de controle op navolging van wetten op het gebied van o.a. de horeca, neemt het gerucht niet serieus. Bij deze afdeling is ook nog geen klacht hierover binnengekomen. H. Hoogendoorn: "Ook wij zijn op de hoogte van het bestaan van het gerucht. Toen wij het hoorden, moesten we gewoon lachen. Hoe komen ze erop!"

 

77. Beschermengel (1991)

Het waren godsdienstige mensen en zij hadden in hun omgeving weinig opbouwende verkondiging. Nu hadden zij een vriend in Zwitserland, die nodigde hen uit voor een conferentie.

Met groot verlangen gingen zij op pad. Zaterdagavond werden ze verwacht. Maar circa 25 kilometer voor Karlsruhe hoorden ze een rare tik in de achterwielen. Op de vluchtstrook bleek dat het achterwiel en as zeer warm waren. Wel, voorzichtig doorgereden naar de eerste afslag van de snelweg, naar een garage. Het was vrijdagavond en de garage was juist aan het sluiten. Morgen waren ze de eerste. Toen bleek dat het achterlager stuk was (het was een grote Ford) en zij hadden geen vervangend lager. Wel konden zij dat krijgen in Karlsruhe. En aangezien het laatste stukje ook goed was gegaan, werd het advies gegeven niet te hard te rijden, dan ging het mogelijk wel. Zij weer op weg, maar ook daar alles gesloten. Volgende raad: ga naar Stuttgart, daar zijn ze altijd open. Met veel bidden en hopen dus weer op weg. Zou hun verlangen dan toch beschaamd worden?

Ook die garage gaf geen hulp. Wat nu? Na een opnieuw ernstig gebed gingen ze toch maar weer trachten verder te gaan. Wel over de binnenwegen. Dat duurde langer, maar hun viel op dat het tikken niet meer erger werd, ja zelfs iets minder, of was dat verbeelding? Neen hoor, ze kregen opnieuw moed. Wel moesten ze naar Beathenberg bellen, want zij mochten daar niet laat aankomen. Na veel praten was het geregeld. De zondagmorgen mocht het dan dit keer wel.

Ze overnachtten onderweg en kwamen zondagmorgen aan op de tijd dat de mensen de zaal in gingen; zo in reiskleding zijn ze ook gegaan. Erg dankbaar, God had hun wensen en gebeden verhoord.

Maandag was wel hun eerste rit naar de garage, zij wilden opnieuw een deskundig oordeel over de mogelijkheden van de auto.

Na enkele uren konden ze de auto wel ophalen. En wat bleek?

De garage-houder zei: "Ik heb alles nagezien, schoongemaakt en gewassen, maar ik kan geen krasje op het lager vinden."

Ze betaalden alleen de werkuren. Voor hun stond het vast! De Here God had hun verlangen gezien en de auto gemaakt. Was er ondanks alles toch een beschermengel bij hun aanwezig?

 

78. Fiets (1995)

Dit is mij verteld als een waargebeurd verhaal. Op de dag dat in Alphen aan den Rijn het grofvuil wordt opgehaald, rijdt er altijd een man op een bakfiets voor de vuilniswagen uit om te zien of er nog wat bruikbaars op de stoep staat.

Een postbode moet een aantal brieven bestellen in een flatgebouw. Hij stalt zijn fiets langs de stoeprand en loopt de flat in. Op dat moment komt de man met de bakfiets aanrijden.

Hij bekijkt de fiets. Wat een oud lijk, denkt hij bij zichzelf, maar de wielen lijken hem nog wel bruikbaar. In een oogwenk heeft hij de wielen van de fiets gesloopt, legt ze op zijn bakfiets en rijdt weg.

Als de postbode de flat komt uitlopen, ziet hij tot zijn schrik alleen nog maar het frame van zijn fiets bij de stoep staan. Gelukkig staat in een nabijgelegen flat een vrouw op het balkon die alles heeft gezien. Zij roept de postbode toe wat er gebeurd is en gebaart welke kant de man met zijn bakfiets gereden is.

De postbode begint te rennen en een paar straten verder heeft hij de man met de bakfiets ingehaald. Op hoge toon eist hij zijn fietswielen terug.

Even later loopt de postbode terug naar zijn fiets met in iedere hand een wiel. Helaas is nu het frame inmiddels meegenomen door de vuilnismannen.

 

79. IJskoud (1998)

Mijn verhaal heb ik gehoord in de supermarkt waar mijn man en ik beiden werken. Ze probeerden me op de mouw te spelden dat er in een warme zomer een man onwel was geworden bij de kassa; hij begon hevig te transpireren en viel bewusteloos neer. De ambulance werd gebeld en wat bleek? De broeder nam de hoed van het hoofd van de man en daaronder had hij een diepvrieskip gestopt. Doordat het zo warm was en hij het ijskoude produkt op zijn hoofd had verstopt, was hij onwel geworden. Het was dus geen zweet, maar water van de ontdooiende kip dat langs zijn gezicht naar beneden dreef.

Zo zijn er van dit verhaal ook uitvoeringen van gestolen vissticks en een vrouw die had geprobeerd om deze diefstaltruc uit te voeren met biefstuk en waar dus zelfs bloed onder haar hoed en langs haar gezicht had gelopen.

 

80. Superheld (±1990)

Dit is gebeurd in Oegstgeest. Misschien is het wel een 'urban legend', maar er wordt beweerd dat het écht gebeurd is.

In een flat denken mensen 's ochtends een zwak hulpgeroep te horen bij de buren, maar ze gaan er niet op in. Wel zien ze aan de galerij-kant dat de gordijnen nog dicht zijn. Als ze 's avonds terugkeren van hun werk, zijn de gordijnen nog steeds gesloten. Weer denken ze een zwakke roep om hulp te horen. Nu besluiten ze de politie erbij te halen.

De politie forceert de voordeur en gaat naar binnen. De nieuwsgierige buren komen er achteraan. In de slaapkamer treffen ze de oudere buurvrouw spiernaakt vastgeketend op bed. Ze zegt dat de politie de kast moet openen. In de gesloten kast zit de gewonde buurman, verkleed in een Batman-pakje.

De uitleg volgt. Om hun seksleven weer wat spannender te maken, had het oudere echtpaar besloten om een spelletje te spelen. Het was de bedoeling geweest dat Batman vanaf de kast de geknevelde vrouw zou bespringen. De bovenkant van de kast kon echter het gewicht van Batman niet dragen. Hij is er doorheen gezakt en heeft al die tijd opgesloten gezeten.

 

81. Gas (1995)

Ik heb nou een bizar verhaal gehoord! Ik weet dus niet of het echt waar is of niet...

Het gaat over een vrouw die staat te tanken bij een pompstation. Ze tankt gas. En de meter blijft maar lopen, hij blijft maar lopen. Dat kan nooit, denkt die vrouw: zoveel gas kan er helemaal niet in de tank. De meter blijft uiteindelijk staan bij 55 gulden. De vrouw vertrouwt het niet; zoveel geld heeft het nog nooit gekost. Ze haalt de man van het pompstation erbij. Die ziet van buiten al dat er helemaal geen gastank in de auto zit; alleen de gastankdop zit er nog in. De echtgenoot van de vrouw had de tank verwijderd, maar had de dop laten zitten. De vrouw had dus de complete auto vol gas gepompt!

Toen zat er maar één ding op. De man van het pompstation moest het gas in de auto met een speciaal apparaat bevriezen, waarna het in vaste vorm veilig uit de auto kon worden gehaald.

 

82. Corned beef (1995)

Er zijn altijd van die verhalen over wat er eigenlijk in voedsel zit. In fricadellen bijvoorbeeld. Maar ook in worst, in leverworst. Mensen zeggen dan: daar zit vast niet alleen lever in. Daar gaan dan ook de milt, longen en zo in. En nou was er vroeger ook zo'n verhaal over corned beef. Dat heb ik nog veel gegeten toen ik nog aan het varen was. Dan kreeg je op zo'n schip 'American Hash', een soort hachée eigenlijk. Dat was met aardappelen, uien en plakken gesneden corned beef. Van die corned beef zeiden ze dus dat daar hele koeien inzaten. Je had van die fabrieken in Argentinië, daar ging een levende koe op de lopende band een machine in en kwam er compleet verwerkt, met hoeven en tanden en vel, als corned beef weer uit. Ik geloofde dat verhaal wel niet helemaal, maar het heeft toch mijn trek in corned beef wel een tijd bedorven. Want als je dan die 'American Hash' op je bord kreeg, dan zag je daar toch wel eens rare stukjes tussen zitten; zacht, dan dacht je, dat is vel, of harde stukjes...

 

83. On the rocks (1998)

Een zakenman ging voor business naar Sydney. Na een zware werkdag besloot 'ie effe bij te komen in een cafétje alwaar hij in gesprek belandt met enkele jongelui. Na een goed gesprek werd de businessman door de jongelui uitgenodigd om verder te party-en bij een van de vrienden van de jongelui en aangezien onze businessman toch klaar was met de business had 'ie wel zin in een dolletje. Zodoende ging 'ie mee. De party was geweldig: lekkere chicks, veel bier en vertier en ook nog wat jointjes en pilletjes. De party goes on and on... totdat... onze businessman de volgende ochtend in een bad vol met water wakker werd met recht voor 'm een bord met de tekst: "Beweeg je niet teveel en pak de telefoon aan je linkerzijde en bel het nummer."

Hij voelde een stekende pijn aan zijn linkerzijde maar deed wat er op het bord stond. Hij vertelde zijn verhaal aan de vrouw die opnam (party en in bad et cetera) en de vrouw bleek de telefoniste te zijn van de Australische alarmcentrale en vroeg hem nog enkele dingen als: Ligt u in bad? Was er een telefoon naast u? enzovoort.

Het bleek voor de telefoniste namelijk een routinezaak te zijn. De vrouw concludeert dat onze businessman op stap was geweest met een stelletje medicijnen-studenten dat zijn nier heeft geleend om te verkopen, aangezien een nier wel wat waard is. Echter, deze studenten waren niet zo onmenselijk om zijn beide nieren mee te nemen en hem te laten sterven, daarom hebben ze hem in een bad gestopt met ijs en een telefoon ernaast.

Sterk verhaal hè?

 

84. Nederlands (1995)

In Amerika zijn nog steeds van die orthodox protestantse gemeenschappen, waarvan de voorouders uit Nederland afkomstig zijn. Daar wordt de Nederlandse taal nog steeds in ere gehouden, alhoewel dat nu sterk begint af te nemen. De Bijbel die er gelezen wordt, is in het Nederlands. De ouderen in die gemeenschappen vertellen regelmatig eenzelfde verhaal over vroeger. Dat gaat over een oude dame die in Amerika pertinent weigerde ook maar één woord Engels te leren. Ze hield zich strikt aan het Nederlands, want, zo was haar motivatie, "anders kan God me niet meer verstaan."

Godfried Bomans heeft daar nog eens een verhaal over geschreven.

 

85. Stop een banaan in je Citroën (1995)

Leonie: "Dit is een verhaal dat in garages verteld wordt. Een Lelijk Eendje doet mee aan een rally door de woestijn. Plotseling komen de inzittenden zonder benzine te staan. Daar staan ze: midden in de woestijn, in de brandende hitte. Nergens iemand te bekennen. De inzittenden kijken wat ze bij zich hebben: alleen maar bananen. Ten einde raad besluit men om de bananen in de benzinetank te stoppen. En wat denk je? De motor start en dat autootje rijdt de rally uit. Vind je dat een leuk verhaal?"

Theo: "Wat een maf verhaal. Wordt dat als waargebeurd verteld?"

Leonie: "Ja, dat wordt in de garage van Citroën als waargebeurd verteld."

Theo: "Jaja, stop een banaan in je citroen... Wordt dat verhaal niet eerder als geintje verteld? Om bijvoorbeeld nieuwkomers uit te proberen?"

Leonie: "Nee, het wordt echt verteld als waargebeurd."

Theo: "In de Citroën-garage?"

Leonie: "Ja."

Theo: "Dat wordt dan verteld met als boodschap: wij maken zulke goede auto's..."

Leonie: "...die rijden desnoods op bananen. Ja."

 

86. Veel geluk, meneer Gorsky! (1995)

Toen astronaut Neil Armstrong voor het eerst voet op de maan zette, sprak hij niet alleen de beroemde woorden "One small step for man, one giant leap for mankind", maar maakte hij nog een paar kleine opmerkingen die onderdeel waren van het gespreksverkeer tussen hem, de andere astronauten en het controlecentrum op aarde. Voordat hij terugkeerde aan boord, plaatste hij nog de raadselachtige opmerking: "Veel geluk, meneer Gorsky!" De meeste mensen bij NASA dachten dat het een terloopse opmerking was, die te maken had met een concurrerende Sovjet astronaut. Maar na controle bleek dat er helemaal geen Gorsky meedeed aan het Russische ruimteprogramma.

In de jaren daarna vroegen talloze mensen aan Armstrong wat zijn opmerking nou betekende. Pas op 5 juni dit jaar loste hij het raadsel op. Meneer Gorsky was kennelijk overleden, en Neil voelde zich vrij om de kwart eeuw oude vraag te beantwoorden. Toen hij nog een jongetje was, speelde hij basketbal in de tuin met zijn broer. Die sloeg de bal in de tuin van de buren, voor hun slaapkamerraam. Terwijl Neil zich vooroverboog om de bal te pakken, hoorde hij mevrouw Gorsky schreeuwen tegen meneer Gorsky: "Orale seks? Je wilt orale seks? Je zult het pas krijgen als het kind van de buren op de maan loopt!"

 

87. Hit the floor babe! (1995)

Een meisje gaat op vakantie. Haar vliegtuig maakt een tussenstop in New York. Ze overnacht in een hotel. Haar ouders hebben haar erg gewaarschuwd voorzichtig te zijn. Het beste is als ze met een taxi meteen naar het hotel gaat en haar kamerdeur op slot doet. Het meisje checkt in en stapt in de lift van het hotel om naar haar kamer te gaan. Net voor de liftdeur sluit, stappen drie grote zwarte mannen binnen.

Een zegt tegen het meisje: "Hit the floor babe!", waarop het meisje ogenblikkelijk op de grond duikt. De mannen lachen wat. De volgende dag wil het meisje afrekenen maar de rekening blijkt al betaald. Ook is er een briefje achtergelaten.

Het meisje leest: "For the best joke I ever enjoyed. Lionel Richie".

 

88. Die-van-die-vent-die... (1993)

Ergens in mijn achterhoofd weet ik dat ik eens in mijn leven onbedaarlijk heb gelachen om zo'n pijnlijk onverwachte. Ik moet toegeven, het was een mop, maar wel zo levensecht, dat je dat nauwelijks kan geloven.

Ik pieker me suf maar kom slechts tot flarden en tenslotte roep ik de hulp in van mijn bloedeigen echtgenoot. "Ken jij nog die-van-die-vent-die..."

"Oh..." zegt mijn echtvriend, die wel logischer maar beslist langzamer denkt dan ik. "Oh... die-van-die-vent-die..."

Ik begin alvast te lachen, want ik weet dat me nu toch iets voorgeschoteld wordt.

"Ja-ja...," zegt hij, "echt een mop voor 'Even Apeldoorn bellen'."

Ik gniffel en wacht af, want wat ik nu te horen zal krijgen...

"Nou," zegt mijn echtgenoot, "er moet ergens een huis verbouwd worden en ze beginnen boven, op de zolder, daar breken ze een paar muren weg en dan zitten ze in hun maag met het puin."

Ik sla me op mijn knieën van plezier, want ik zie het weer helemaal voor me. Zo'n oud herenhuisje weet u wel, met van die kleine kouwe kamertjes met bloemetjesbehang en daar komt dan een jong gezinnetje in te wonen dat de boel gaat verbouwen. Alle vrienden komen helpen, want het zijn allemaal doe-het-zelvers, maar dan onhandige doe-het-zelvers, ha-ha-ha is me dat lachen.

Echtvriend kijkt me even verstoord aan, maar dan gaat hij toch verder. "Ze maken een katrol vast aan het dak en daar loopt een touw over, precies langs het raam van de zolder. Het ene eind knopen ze boven aan een houten ton en het andere eind wordt beneden door iemand vastgehouden."

"Ja," roep ik, "en die ton, daar gooien ze puin in, dat doet zo'n doe-het-zelver die boven staat..."

"Stil nou," zegt mijn echtgenoot, "die vent boven doet er te veel puin in, dus wordt die ton te zwaar, zodat die vent die beneden dat touw vasthoudt langzaam naar boven gaat..."

Ik zie het voor mijn ogen en ik heb bijna geen adem meer van het lachen. "Die ton gaat dus naar beneden," hijg ik, "en die man aan dat touw naar boven."

"Ja... en halverwege krijgt die man aan dat touw die ton tegen zijn hoofd."

"Bám...!" roep ik enthousiast en ik spring een halve meter de lucht in, want ik zie het weer helemaal gebeuren.

Echtvriend gaat door. "De man gaat steeds sneller naar boven, totdat hij met een klap tegen de katrol slaat met zijn hoofd."

"Bám!" roep ik weer, want jonge-jonge-jonge... wat een meesterlijke narigheid.

"De ton komt natuurlijk ook met een klap op de grond terecht," zegt mijn echtgenoot, "de bodem slaat er uit en al het puin rolt over de grond."

"Ja," roep ik nu en neem het verhaal maar weer even van hem over, "en een lege ton die weegt niet veel, dus die man weer zwaarder dan die ton en dus komt hij met een noodgang weer naar beneden zetten!"

Echtvriend gaat verder. "Halverwege krijgt hij nog even een tikje van de ton ("Bám!" roep ik) en daarna komt hij met een klap op de grond terecht... ("Bámmm!"). Hij is een beetje versuft, laat dat touw los en dus komt die ton zonder bodem weer omlaag..."

"Op die vent...!" juich ik, "bám!" en ik veeg de tranen van mijn wangen.

Mensen-nog-an-toe, dat is nog eens een mop naar mijn hart en over het 'waarom' moet mijn psychiater zijn hoofd maar eens gaan breken...

 

89. Hamlap (1995)

Er was een vrouw die de hamlap of biefstuk voor het bakken door midden sneed. Had ze zo van haar moeder geleerd. Waarom? Geen idee, de smaak werd er beter van. Haar moeder wist ook niet waarom ze dat deed, zij had het weer van haar moeder geleerd. Smaak beter?!

Oma tenslotte op de vraag waarom de hamlap doormidden moet: "Omdat mijn vleespan vroeger te klein was voor die grote hamlappen."

 

90. Waarom ik mijn secretaresse ontslagen heb... (1999)

Ik werd 's morgens gedeprimeerd wakker, omdat het mijn verjaardag was en ik dacht: alweer een jaartje ouder. Nadat ik me had gewassen en geschoren ging ik richting ontbijt met de gedachte dat mijn vrouw me met een dikke kus zou feliciteren. Aan tafel zat mijn vrouw zoals gewoonlijk de krant te lezen en zei geen woord. Ik schonk mezelf een kop koffie in en dacht bij mezelf: ze is het vergeten, maar zo meteen komen de kinderen en die zingen samen "Lang zal hij leven...." en komen met een leuk cadeautje. Genietend van de koffie wachtte ik op de kinderen. Ook niets! Het was inmiddels laat geworden. Ik greep mijn jas en verliet nog gedeprimeerder het huis en ging op weg naar kantoor.

Op kantoor aangekomen begroette mijn secretaresse me met een glimlach, feliciteerde me met mijn verjaardag en haalde een kop koffie. Ik begon me al een stuk beter te voelen.

Later in de morgen kwam mijn secretaresse op mijn werkkamer en zei: "Je bent jarig vandaag, zullen we samen gaan lunchen?"

Met de gedachte dat ik me dan nog beter zou gaan voelen zei ik: "Dat is een goed idee."

We sloten het kantoor af en omdat ik jarig was zei ik tegen mijn secretaresse: "Waarom gaan we niet naar een leuk tentje buiten de stad in plaats van naar de gebruikelijke lunchroom?"

Zo gezegd, zo gedaan. We gingen naar een leuk restaurantje even buiten de stad. We dronken een paar aperitiefjes en gebruikten een heerlijke lunch. Op weg terug naar kantoor zei mijn secretaresse dat het vandaag niet druk was op kantoor en ze stelde me voor om mee te gaan naar haar flat om nog wat te drinken. Dat klonk goed, dacht ik, en mijn humeur begon aardig op te klaren.

Na een paar drankjes zei ze tegen mij: "Neem me niet kwalijk, ik wil even wat makkelijkers aantrekken, ik ben zo weer terug."

Na zes minuten ging haar slaapkamer open; ze kwam binnen met een grote verjaardagstaart en in haar kielzog volgden mijn vrouw en kinderen en ik zat op de bank, met alleen mijn sokken nog aan...

 

91. Tandenborstels (1995)

Een neef en zijn vriendin van een vriend van mij gingen op vakantie. Ze kwamen op een camping die bijna helemaal leeg was. Ze hadden een ideale plek uitgekozen, tent opgezet etcetera. Op een gegeven moment komt er echter een hele groep wilde kerels op van die Harley Davidsons aanrijden, die precies vlak naast hun tentje gaan staan. Dus zij balen. Uiteindelijk zijn ze gewoon toch maar gaan wandelen. 's Avonds komen ze terug, en vinden hun hele tent overhoop gehaald. Een complete puinhoop. Maar er blijkt niets gejat te zijn. Dus ze gaan gewoon tanden poetsen en slapen. Het was gewoon een flauwe grap, denken ze. Thuisgekomen laten ze de foto's ontwikkelen. Dan blijkt dat er vier foto's tussen de vakantiekiekjes zitten van vier van die kerels van de camping met in hun reet de tandenborstels van dat stel.

 

92. Het testament (1996)

"Een zakenman is in Spanje en heeft nog wat tijd voordat zijn vliegtuig vertrekt. Hij bezoekt zo’n Spaans kerkje. De kerk is helemaal leeg, maar er ligt wel een man opgebaard in een kist. De zakenman bidt in de kerk. Er staat ook nog een groot boek in de kerk waarin de zakenman zijn naam schrijft. Enkele dagen later wordt hij thuis opgebeld. Hij is tot erfgenaam van de overleden man benoemd. De man was een miljonair en hij had bepaald dat diegene zijn fortuin zou krijgen die als eerste voor hem zou komen bidden in de kerk."

"Ja hoor..."

"Ja, ik weet ook niet of het echt waar is, maar het stond in de krant."

"De Telegraaf zeker?"

"Nee, niet in De Telegraaf, in een betrouwbare krant."

 

93. Bidden maakt rijk (1996)

Een Spaanse zakenman die in Stockholm even een kerk binnenliep om te bidden, werd daar miljonair door. De kerk bleek leeg, op een doodskist na waarin de stoffelijke resten lagen van een man. De 35-jarige Eduardo Sierra knielde neer bij de kist en bad een rozenkrans voor de overledene, aldus de Duitse krant Bild. Vervolgens tekende hij het condoleanceregister en gaf gehoor aan de oproep daar zijn naam en adres bij te vermelden. Het viel Sierra op dat hij de eerste was die tekende. Enkele weken later kreeg hij een telefoontje uit Stockholm waarin hem werd verteld dat hij miljonair was geworden.

Jens Svenson, de man voor wie hij had gebeden, bleek een 73-jarige handelaar in onroerend goed te zijn geweest die geen naaste familie had. In zijn testament had hij gezegd dat degene die voor zijn ziel zou bidden al zijn bezittingen zou krijgen. (AP)

 

94. De onoplosbare som (1998)

Ik heb gehoord dat er op de MAVO waar een vriend van mij naartoe ging, een nieuwe docent was aangesteld vlak voor de examens. Voor het natuurkunde-examen schreef hij twee sommen op. Hij zei dat de linker niet op te lossen was, en de rechter wel. Vervolgens kwam er een jongen veel te laat binnen, die niet te horen kreeg dat er één niet op te lossen was. Hij heeft het voor elkaar gekregen om ze alletwee binnen de tijd nog op te lossen ook. Ik weet niet of het waar is, maar het klonk wel leuk. Ik zag later hetzelfde idee in de film Good Will Hunting en vond het daarom nog grappiger.

 

95. Wat is lef? (1998)

Een examenvraag was, bij een Nederlands opstel: "Schrijf een opstel over ‘Wat is lef?’" Iemand had toen drie lege velletjes ingeleverd en op de laatste bladzijde had 'ie geschreven: "Dit is lef." Een vriendin van vroeger beweerde dat ze iemand kende die dat had gedaan.

 

96. De gestolen creditcard (1995)

Een vriendin die tegenwoordig in Frankrijk woont, vertelde een verhaal dat een kennis van haar was overkomen. Die vrouw beschikte over zo'n Franse credit card waarop men vrij 2500 gulden kan opnemen, ongeacht je saldo. Ze had die credit card in haar portemonnee in haar tas zitten. Terwijl ze aan het winkelen is, bemerkt ze plotseling dat ze haar tas kwijt is. Ze twijfelt of het tasje haar stiekem ontstolen is, of dat ze hem per ongeluk ergens heeft laten staan. Ze vindt de tas niet terug op de plekken waar ze geweest is. Denkend aan de hoge krediet-limiet van haar credit card belt ze thuis meteen op om haar rekening te laten blokkeren. Er was inmiddels nog geen geld van haar rekening verdwenen. Voorts doet ze aangifte van vermissing van haar tas met inhoud. Laat in de middag wordt ze reeds teruggebeld door de politie: haar tas is teruggevonden. De meeste bezittingen zitten er nog in. Ook haar portemonnee zit nog in de tas, maar het geld en de credit-card zijn eruit. De vrouw kan de tas met inhoud de volgende ochtend om negen uur komen ophalen op het politiebureau.

De volgende ochtend gaat de vrouw naar het bewuste politiebureau aan het andere einde van de stad. Daar weten de agenten niets van een teruggevonden tas, en al evenmin van een telefoontje. Als de vrouw weer thuis komt, blijkt haar hele huis leeggeroofd te zijn. Zij was niet gebeld door de agenten, maar door de dieven, die van haar afwezigheid gebruik hadden gemaakt om hun slag te slaan.

 

97. Zelfmoord (1996)

Op 23 maart 1994 gooide Ronald Opus, een Amerikaanse jongeling met Weltschmerz, zich van een hoog flatgebouw teneinde zichzelf van het leven te beroven. Hij had het allemaal keurig uiteengezet in een afscheidsbriefje. Terwijl hij omlaag stortte, werd er in een flat op de negende verdieping een jachtgeweer afgevuurd. De kogel verbrijzelde een raam en trof Opus, die net langs kwam vallen, in het hoofd. Hij was op slag dood.

Nu wilde het geval dat er die dag stomtoevallig een vangnet was bevestigd aan de achtste verdieping, ter beveiliging van een stel glazenwassers. Het lijk van Opus maakte daarin een fluweelzachte landing. Kortom: de zelfmoord zou falikant mislukt zijn als niet de een of andere idioot op negenhoog een geweer had afgevuurd.

In dit stadium krijg je al medelijden met de officier van justitie: wat moet die stakker de schutter op de negende verdieping ten laste leggen? Moord? Voorwaardelijk opzet? Doodslag? Dood door schuld? Hulp bij zelfmoord? Of gewoon seponeren als zijnde een Tragisch Ongeval?

Het fatale schot, zo bleek alras, was door een bejaarde man afgevuurd op zijn vrouw, in het kader van een echtelijke twist. Maar het ouwetje was een belabberd schutter. Zodoende.

Dat gaf weer enig juridisch houvast: als men poogt slachtoffer A te vermoorden, doch door incompetent gepruts per ongeluk slachtoffer B ter dood brengt, gaat men op grond daarvan niet vrijuit, dat spreekt. Er was dus wel degelijk sprake van een rechttoe-rechtaan misdrijf. Maar de ouwetjes verklaarden vervolgens eendrachtig dat zij beiden niet beter wisten of het geweer was ongeladen. Meneer placht wel vaker het ding op mevrouw te richten als hij vertoornd was, maar daar waren beide partijen allang aan gewend. Het was louter symbolisch.

Derhalve dreigde het doodschieten van Opus toch weer in de categorie ongelukken te vallen. Tot er een getuige kwam opdraven die de zoon des huizes het geweer had zien laden - een week of zes voor het fatale incident. Het motief werd maar al te snel duidelijk: kort tevoren had zijn moeder zijn toelage stopgezet. De zoon wist uiteraard dat pa het geweer regelmatig gebruikte om ma zogenaamd de volle laag te geven. Dus had hij er moedwillig kogels ingestopt, en wel in de hoop dat zijn moeder door zijn vader zou worden geëxecuteerd. De openbare aanklager had plotseling toch weer een dijk van een strafzaak, met een juweel van een verdachte.

Als u dit verhaal niet gelooft, dan bent u een vervelende spelbreker, maar u heeft het natuurlijk wel bij het rechte eind. (Het is trouwens nog niet uit.) Het stond laatst op internet, in de rubriek ‘tasteless jokes’, en het is gelanceerd op het jaarfeest van de American Association for Forensic Science, bij wijze van ‘schaakprobleem’ voor juristen.

Dat is nog eens leuke kost voor de pleitkampioenschappen van de Jonge Balie, zou ik zeggen! Bij die pleitkampioenschappen krijgen aankomende juristen een verzonnen casus voorgelegd, waarmee zij dan rechtbankje en advocaatje moeten spelen. Dat zijn altijd gortdroge civiele zaken, die in hoge mate slaapverwekkend zijn voor de toehoorder. Hier zouden de jonge strafpleiters nou eens hun hart aan kunnen ophalen! Om van de rechtbankverslaggevers maar niet te spreken. Wat een genot om zo’n zaak te verslaan!

Het slot van het verhaal is ook te mooi om waar te zijn: verdere naspeuringen brachten aan het licht dat de zoon des huizes hevig gefrustreerd was geraakt toen zijn plan om zijn moeder op deze wijze uit de weg te ruimen niet onmiddellijk slaagde. Hij geraakte in een diepe depressie, die hem er uiteindelijk toe bracht zich op 23 maart 1994 van de flat te gooien waar zijn ouders woonden. De naam van de zoon des huizes was Ronald Opus, voor het geval u dat nog niet had begrepen. Zodat de cirkel keurig rond was, en de zaak toch nog als ordentelijke zelfmoord de annalen in kon.

Volgens mij moet Hollywood de American Association for Forensic Science onverwijld een contract aanbieden. D’r lopen daar begenadigde scenarioschrijvers rond.

 

98. Circusbeer (1996)

"Heb je dat nog gelezen in de krant, over die berenjacht in Roemenië? Nee? Nou, dat ging over een Duitser die in Roemenië zat, in zo’n pension. En die vertelde aan de waard dat hij een liefhebber van de jacht was. De waard wilde opscheppen en die zei dat er in de omgeving veel beren voorkwamen. Een berenjacht leek de Duitser wel wat, dus die zei dat hij nog wel eens met wat vrienden zou komen jagen. De waard was het al weer helemaal vergeten, toen er later een groep van een stuk of zes Duitsers op de stoep stond met jachtgeweren. De waard kon nu niet meer zeggen, dat er in de omgeving eigenlijk helemaal geen beren voorkwamen. Dus hij ging het dorp in om raad te vragen. Hij kreeg te horen dat er iemand in de omgeving was die een oude circusbeer hield. Dus werd het plan gesmeed om die circusbeer de vrijheid te geven. Als ‘ie geschoten werd, was het jammer, maar het was toch een oud beest. Schoten de Duitsers mis, dan was het ook niet erg. Dus even later liggen die Duitsers ergens langs een weg met hun jachtgeweren. Er komt een Roemeen voorbij fietsen, en even verderop ziet die Roemeen een beer. Van schrik springt die man van zijn fiets en zet het op een rennen. Even later zien die Duitse jagers een beer voorbijfietsen. Het was nu eenmaal een circusbeer. Die Duitsers hebben niet geschoten en zijn maar weer naar huis gegaan. Ik kan me hun gezichten goed voorstellen. Het stond in de Volkskrant. Als je dat begin zo leest, dan geloof je het wel. Maar aan het eind, als die beer voorbij komt fietsen..."

 

99. Biologie practicum (1998)

Een meisje is eerste-jaars biologie studente en heeft een practicum waarbij ze onder een microscoop dode huidcellen moet bestuderen. Zoals gebruikelijk vertelt de docent dat ze om aan die cellen te komen met haar nagel of een spateltje een aantal keer langs de binnenkant van haar wang moet krabben, het verzamelde materiaal op een glaasje moet doen, een plasticje erop en onder de microscoop moet leggen om het te bestuderen. Het meisje doet dit en ziet iets bewegen in het sample. Ze weet niet wat het is en vraagt de docent of hij het weet. De docent kijkt door de microscoop naar haar sample en zegt dat dit niet zo belangrijk is. Het meisje wil toch graag weten wat het is en dringt aan bij de docent om het haar te vertellen. De docent weigert een aantal keer en tegen de tijd dat hij het eindelijk vertelt, is natuurlijk de aandacht van de rest van de klas getrokken. Uiteindelijk vertelt de docent dat de bewegende dingetjes mannelijke zaadcellen zijn, waarop het meisje een zeer rood hoofd krijgt: ze had die ochtend met een jongen orale seks bedreven.

 

100. Triviaal (1995)

Er is een verhaal van een hoogleraar die tijdens college bij een bepaald detail vermeldt: "Dat hoef ik niet uit te leggen, want dat is triviaal", vervolgens in gedachten verzonken raakt, weggaat, een half uur later terugkomt, opmerkt: "Ik heb het nagezocht en het bleek inderdaad triviaal te zijn", en zonder nog verder enige toelichting zijn college vervolgt.

 

101. Het pikante kopietje (1998)

De directie-secretaresse is nog laat op kantoor in verband met de offertes die ze van haar baas nog moet afmaken, in verband met enkele klanten die hij de volgende dag gaat bezoeken.Tijdens de laatste handelingen, het kopieëren, komt ze op het idee haar echtgenoot thuis met een verrassing te plezieren. Als ze de laatste offerte heeft gekopieerd, laat ze haar rok en haar slipje zakken, en gaat met haar edele onderkant op het kopieerapparaat liggen, om zo een mooi pikant plaatje voor manlief te schieten. De eerste afdruk is wat donker. Ze besluit nog snel een tweede afdruk te nemen als ze de auto van de directeur hoort die komt aanrijden, om de offertes op te halen. Maar juist als ze op de startknop drukt, zakt ze met een klap door de glasplaat van de machine. De glasscherven steken in haar edele onderkant, het apparaat raakt besmeurd met bloed en ...

 

102. De engelenwacht (1999)

Een predikant genaamd Arthur Blessit reist de wereld rond met een levensgroot houten kruis op zijn rug. Op een keer was hij in Mexico - al kan het ook een ander Latijns-Amerikaans land geweest zijn, daar wil ik van af wezen. Hij en zijn maat hebben hun auto langs de kant van de weg geparkeerd onder een paar bomen. Het gebeurde vlak voordat ze gingen slapen. Opeens stonden daar drie bandolero’s die hun wilden overvallen.

"We willen geld!"

Arthur en z’n maat antwoordden: "We hebben geen geld."

"Dan schieten we je overhoop."

Dus ze pakken Arthur en z’n maat en slepen ze mee naar de truck.

"Nu gaan we je overhoop knallen!" zeggen ze.

"Ho! Ho!" roept Arthur, "vóórdat jullie me overhoop knallen, wil ik jullie een Bijbel geven. Dan weet je in elk geval dat ik predikant ben."

Dus hij rent naar de truck en haalt er drie Bijbels uit. Hij biedt ze die aan en ineens gaan ze alledrie tegen de vlakte. Ze slaan gewoon stijl achterover. En vervolgens zetten de bandieten het op een lopen. Ze rennen er vandoor. Nou, en die maat van hem komt van achter die truck vandaan en zegt: "Zó, jíj kan meppen!"

En Arthur zegt: "Meppen? Ik heb helemaal niets gedaan! Ik bood ze alleen een Bijbel aan."

"O, maar ik hoorde duidelijk het geluid van vlees op vlees, en ik dacht: nou, die Arthur is flink van zich af aan het slaan!"

"Nou," zegt Arthur, "ik heb niets gedaan! Dat moeten engelen geweest zijn!"

Maar dit is géén verhaal hoor! Dit is ècht gebeurd!

En er zit nog een aanhangsel aan: want diezelfde nacht wordt er ergens anders in Amerika een vrouw wakker en die krijgt het sterk op d’r hart om voor Arthur te gaan bidden.

Dus ze maakt haar man wakker en ze zegt: "Word wakker! We moeten voor Arthur bidden, want hij is in gevaar."

Nou, en later hebben ze dat bekeken en toen hebben ze dat uitgerekend en toen bleek dat nèt op dat moment dat die lui wilden gaan schieten, dat die mensen toen voor ‘m zijn gaan bidden.

 

103. Vissen in de mist (1991)

Op een mistige morgen ging ik uit vissen.

De mist was zo dik dat ik de fiets er rechtop tegenaan zetten kon. Ik gooide de hengel uit, maar kon natuurlijk geen dobber zien. Ik voelde dat ik beet had, haalde de hengel op en wat denken jullie? De pier zat zo plat als een dubbeltje om de haak. Ik begreep er niks van. Een tijdje later, toen de mist een beetje optrok, werd het mij duidelijk. Ik zat niet aan 't kanaal te vissen, maar aan 't fietspad en een fiets had mij de pier platgereden.

 

bronnen

terug naar inhoud